Verdichting van de stad vraagt om experiment
In toekomstscenario’s voor de gebouwde omgeving komt vaak het begrip ‘meervoudig ruimtegebruik’ voor. We moeten stapelen en combineren omdat er te weinig ruimte is om alle ambities een plek te geven. Wat betekent dat voor de architect? Aron Bogers, managing partner van INBO: ‘Combineren van werken en wonen, dat is echt een opgave voor de toekomst.’
Dit artikel verscheen eerder in de Cobouw.
Tekst: Anton van Elburg
Meervoudig ruimtegebruik wordt genoemd als oplossing voor het ruimtetekort. Kom je dat tegen in jullie huidige praktijk?
‘Echt voortdurend. Je ziet dat heel erg goed terug in het woningtekort. Met de toename van steeds meer één- en twee-persoonshuishoudens is de dekking op de voorzieningen onvoldoende. Dat betekent dat er meer mensen in een gebied moeten komen wonen om een school of een gezondheidscentrum of wat dan ook te kunnen runnen. Dus moet er meer gebouwd worden in de bestaande wijken en dan zie je de zoektocht al naar hoe je dingen kunt combineren.’
Kun je een voorbeeld geven?
‘Laat ik het toespitsen op ons eigen bedrijf. Vanwege het thuiswerken zie ik door de week onze kantoren gewoon voor de helft leeg staan. En tegelijkertijd zie ik hele jonge medewerkers die in een bezemkast aan de rand van de stad wonen. Je hebt als werkgever bijna de neiging voor hen een paar woningen in je kantoor te bouwen. Dus het combineren van werken en wonen, dat is echt een opgave voor de toekomst. De trend is om compactere woningen te bouwen. Maar hebben die gebouwen dan ook faciliteiten waarin mensen kunnen thuiswerken? Tegelijkertijd kunnen leegstaande kantoorgebouwen geheel of deels getransformeerd worden naar woonruimte. Het biedt een enorme potentie als je gebouwen niet meer één op één klassiek gebruikt voor één functie.’
Hoe zie je dat voor je?
‘Zet het gebruik van ruimte eens uit over de tijd. Dan zie je dat er heel veel ruimte over is op het moment dat die kantoren leeg staan. Ik kan me voorstellen dat ons kantoor in de avonduren makkelijk andere activiteiten zou kunnen omarmen, want dan staat het leeg. Terwijl veel culturele instellingen, zoals muziekscholen, op zoek zijn naar plekken waar ze in de avonduren uit de voeten kunnen. Onze ruimtes zien er inmiddels niet meer uit als een klassiek kantoor. De manier van samenwerken is erg gericht op dat je met groepen aan de gang bent. We hebben een plek waar je grote bijeenkomsten kan houden. Het is al veel minder een monofunctioneel kantoor. Daar kan je nog verder op doordenken. Eigenlijk moet het bewustzijn van alle partijen die overcapaciteit hebben worden aangewakkerd. Je kunt het ruimteprobleem in nieuwe gebouwtypologieën willen oplossen. Maar je kunt nu ook al heel veel oplossen door flexibel te programmeren en anders te denken.’
Wat betekent structureel thuiswerken voor het ontwerp van een woning?
‘Mensen kunnen niet de hele dag aan de keukentafel werken, dus er zijn goed ingerichte thuiswerkplekken nodig. Aan de andere kant wordt er steeds compacter gebouwd. Dat is alleen te legitimeren als er activiteiten gezamenlijk worden georganiseerd. Denk aan ruimtes bij de entree van een gebouw, waar het aan de stad vastzit. Daar zou je je thuiswerk kunnen organiseren en andere mensen uit de buurt of hetzelfde appartementengebouw kunnen tegenkomen.
Dat leren we ook van ontwikkelingen in onder andere China, waar gebieden met veel hogere bevolkingsdichtheden zijn. Je ziet daar het tienvoudige aan het aantal vestigingen van Starbucks bijvoorbeeld. En dan nog tien andere formules, ook in tienvoud. Mensen zijn heel erg gewend om op die plekken te werken, omdat in zo’n grote stad reizen met openbaar vervoer een flinke opgave is. Tussen afspraken door zijn er heel veel losse momenten waarop je even een werkplek zoekt. Daar is het geen enkel probleem om op iedere hoek van de straat even een touchdown plek te vinden waar je twee uur werkt. De mentale kaart van de stad werkt daar ook anders. Het is heel normaal om op een tiende verdieping naar een restaurant te gaan.’
We gaan dus letterlijk meer de hoogte in?
‘Dat zie ik wel gebeuren, maar daar schuilt ook het gevaar in dat iedereen in een vakje wordt opgeborgen. Als je al iemand tegenkomt op de gang, dan is het vaak een toevallige botsing. Je moet dus meer doen met een gebouw. Heel veel architecten vragen zich dan af of de plint van een gebouw goed werkt. Dat vind ik best traditioneel gedacht. Ik denk dat dat veel meer de vraag is of het hele gebouw goed werkt. Dus kunnen mensen die daar wonen samen dingen doen? En gaan we de move maken dat openbare functies zich ook veel hoger in een gebouw kunnen bevinden? Zijn die gebouwen dan toegankelijk genoeg voor iedereen? Is het aantrekkelijk om ergens te komen?’
Hoe pak je dat aan?
‘Wij hebben met het woon- en kantoorcomplex Little C in Rotterdam geprobeerd om te verdichten door veel kleine gebouwen heel dicht bij elkaar te zetten, waarbij die gebouwen liften delen. Daardoor moet je altijd uit je gebouw naar een ander gebouw om naar beneden te gaan. Mensen ontmoeten elkaar door die constructie veel vaker. We hebben de gebouwen heel bewust dicht op elkaar gezet, om aan de kant van het water juist even ruimte te laten. Echt een totaal andere benadering dan gewone hoogbouw. Het wordt heel erg gewaardeerd door bewoners en gebruikers en voor ons was dat best wel een experiment. Verdichting van de stad vraagt om experiment, om meer onderzoek naar andere soorten gebouwen en andere woonvormen. Waarom moet je wonen altijd verdelen in klassieke gezinnen? Er zijn zoveel mensen inmiddels meer dan bereid om naar andere woonvormen te kijken, zoals samenwonen met vrienden. Er is heel diversiteit in woonvormen als je het wereldwijd bekijkt. Wonen is heel erg cultuurgebonden, maar ja, we worden ook steeds multicultureler als het goed is.’
Aron Bogers (1971) volgde de studie architectuur aan de faculteit Bouwkunde van de TU in Delft (1991-1998) en is als projectarchitect verantwoordelijk voor een het team en de projecten van INBO Eindhoven. Sinds 1 januari 2010 is hij partner van INBO.
Dit interview verscheen oorspronkelijk op de website van Cobouw. In de serie ‘De toekomst van Nederland’ gaat Cobouw in gesprek met personen in de bouw en aanpalende branches. Over de toekomst van de gebouwde omgeving van ons land. Met welke ontwikkelingen moeten volgens hen rekening worden gehouden. Hoe ziet Nederland er over tien, twintig of dertig jaar uit. Hoe wonen, werken en recreëren we? Hoe is de energievoorziening geregeld? En transport, landbouw, natuur?
Fotografie: Daria Scagliola Stijn Brakkee, Janus van den Eijnden